Duurzaamheid lijkt hét woord van de 21e eeuw te worden. Om tot een duurzamer milieu en economie te komen is het een logische gedachte dat het tegengaan van verspilling of overmatig gebruik van (wegwerp)producten een belangrijke stap is. Veel verkopers en producenten stellen nieuwe producten beschikbaar zodra een klant zich meldt met een probleem binnen garantie. Maar als consument heb je meer rechten. Zo kan je in plaats van vervanging ook herstel eisen van de verkoper. Als dat niet blijkt te werken kan de consument uiteindelijk altijd nog de koopovereenkomst ontbinden. In dit blog ga ik een stelling behandelen vanuit een juridisch perspectief. De stelling luidt: is het beter voor de consument en het klimaat als reparatie de enige oplossing moeten zijn bij non-conformiteit om op die manier onnodig weggooien tegen te gaan?
Een kapot product is juridisch te kwalificeren als non-conform. Een product is volgens art. 7:17 lid 2 BW non-conform als het ‘mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak gedaan heeft, niet de eigenschappen bezit die die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen’.
Ons Burgerlijk Wetboek geeft consumenten drie mogelijkheden als vaststaat dat een product non-conform is. Twee van die mogelijkheden zijn relevant voor dit blog. Volgens art 7:21 lid 1 sub b en c BW, kan de consument bij non-conformiteit herstel of vervanging van het non-conforme product eisen bij de verkoper. Al zou de wetgever sub c (vervanging) schrapt dan ontstaat er een probleem. Reparatie (herstel) blijft dan als enige oplossing over. Bij veel producten is het zo dat ze voor het oog niet kapot lijken vanwege hun elektronische aard of de gesloten buitenkant van het product dat inwendig stuk is. Het schrappen van sub c kan ervoor zorgen dat verkopers er gemakkelijk vanaf proberen te komen door te al snel te stellen dat het product onherstelbaar beschadigd is. Verkopers krijgen dan een te sterke positie ten opzichte van de consument, die juist het beoogde object van bescherming is. Het is van veel producten namelijk lastig om tegen de verkoper te bewijzen dat een product repareerbaar is. De gemiddelde consument heeft daar de (technische) kennis simpelweg niet voor. Het aantal producten waarvan te gemakkelijk kan worden gezegd dat die onherstelbaar zijn zal ook alleen maar toenemen gezien het feit dat het steeds meer producten technisch complexer worden als gevolg van bijvoorbeeld elektrificatie. Het schrappen van sub c is dus bepaald niet ten voordele van de consument, die dan ineens een heel stuk zwakker staat.
Als je kijkt naar de Franse aanpak van verspilling dan vallen er een paar dingen op. In plaats van het alleen maar kijken naar repareerbaarheid in plaats van herstel, wordt er ook ingrijpender gekeken naar het product zelf. In plaats van vervanging of reparatie zullen we, als overheid en burgers, in moeten gaan zien dat onze producten bij of na aankoop niet kapot moeten zijn. Denk even aan alle goedkope opladers, snoertjes en andere – vaak Chinese – elektronische prullaria. Doordat ze zo goedkoop zijn, geeft het niet als je er veel minder lang mee doet. Daar moet aan gewerkt worden. We moeten toe naar kwalitatief hoogwaardige producten in plaats van de wegwerpcultuur waar we nog steeds te veel aan vast houden. Ervoor zorgen dat alleen reparatie nog mogelijk is, is dus onverstandig gelet op de echte aard van het probleem; immers een goed product gaat toch niet kapot?
Al met al is duidelijk geworden dat het verbieden van vervanging bij consumentenkoop als gevolg van non-conformiteit niet de beste aanpak is bij het tegengaan van verspilling en ook niet voor de consumentenrechten. De afvalberg krimpt vanzelf als we minder weggooien door betere producten gebruiken. Wat dat betreft is reparatie dus wel beter want het leidt tot minder verspilling ten opzichte van vervanging. Hoewel louter reparatie dus beter is voor het klimaat is het dat dus niet altijd voor de consument. Het zou nare bijwerkingen veroorzaken bij de consument en zijn rechten. Daarnaast zijn sommige producten simpelweg niet repareerbaar. We zouden art 7:21 BW lekker moeten laten zoals die nu is.
Het roept alleen wel de vervolgvraag op over de verantwoordelijkheid die de consument neemt over wat hij koopt. Consument, ken uw rechten en gebruik ze, maar kijk ook naar het duurzaamheidsaspect van uw aankoop en houd rekening met wat u doet als het gekochte kapotgaat. Spaar dus lekker door voor dat (repareerbare) goeie maatpak, of die handgemaakte schoenen in plaats van een goedkoop stuk kinderarbeid dat binnen de kortste keren weer op de afvalberg ligt. Immers, kwaliteit loont en dat neemt de wind uit de zeilen van de verspilling. Dat het ook nog eens beter is voor het klimaat is een mooie bijvangst.