Er is een aanzienlijke toename in het aantal stellen dat (langdurig) samenwoont zonder dat zij in het huwelijksbootje stappen. Stel je woont samen en investeert in een verbouwing van het huis. Als de relatie later stuk loopt en je uit het huis vertrekt, wil je het geïnvesteerde geld misschien weer terug. Maar is dit wel mogelijk? En waar kan je die vordering dan (juridisch) op baseren?
De wet kent voor ongehuwde samenwoners geen concrete (vermogensrechtelijke) regeling, in tegenstelling tot het huwelijksvermogensrecht voor gehuwden en geregistreerd partners (vastgelegd in Boek 1 BW). Op 10 mei 2019 creëerde de Hoge Raad meer duidelijkheid door middel van een arrest over de wettelijke mogelijkheden voor vergoedingsrechten voor ongehuwde samenwoners (ECLI:NL:HR:2019:707).
In dit arrest werd de toepassing van artikel 1:87 BW (vergoedingsrechten binnen het eerdergenoemde huwelijksvermogensrecht) in het geval van ongehuwde samenwoners, ook wel analoge toepassing, uitgesloten. Is het algemeen vermogensrecht van toepassing. Binnen het algemeen vermogensrecht onderscheidt de Hoge Raad drie categorieën gronden om het vergoedingsrecht tussen ongehuwde samenwoners op te baseren.
Allereerst dient te rechter te onderzoeken of partijen afspraken hebben gemaakt over (onder meer) de vermogensrechtelijke aspecten van hun samenleving, waarbij ook aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (volgens art. 6:248 lid 1 BW) betrokken worden. Dergelijke afspraken kunnen in de vorm van een schriftelijke samenlevingsovereenkomst tussen de partners zijn vastgelegd, maar ook overige afspraken, waaronder mondelinge afspraken of zelfs stilzwijgende afspraken zijn relevant.
Daarnaast kan gekeken worden naar mogelijkheden binnen het algemeen vermogensrecht, waaronder de gronden onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) of de ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW) als basis voor een vergoedingsrecht.
Tot slot wordt aldus de Hoge Raad de (rechts)verhouding tussen ongehuwde samenwoners mede door de redelijkheid en billijkheid beheerst. Dit begrip verwijst naar het ongeschreven objectieve recht dat de rechtsbetrekking tussen partijen mede beheerst. Het is een term die zich lastig laat definiëren, maar de maatschappelijk aanvaardbare normen omvat. Om hier een beroep op te kunnen doen, moeten bijzondere feiten en omstandigheden worden gesteld.
In de praktijk zal het echter lastig zijn om bepaalde afspraken of omstandigheden bij de rechter aan te kunnen tonen. Om achteraf gedoe te voorkomen, is het dus voor ongehuwde samenwoners aan te raden om tijdens de relatie schriftelijke afspraken te maken over vergoedingsrechten bij (grote) uitgaven. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van een samenlevingsovereenkomst.